Heithuis kort door de bocht met de kinderconstructie

Heithuis kort door de bocht met de kinderconstructie
24 augustus 2016
“Door nog vóór 1 januari aanstaande het pensioen tegen de hoge commerciële waarde over te dragen aan een nieuwe bv met een bijbehorend bedrag aan beleggingen en de aandelen van deze bv op naam van de kinderen te zetten, komt de vrijval van de commerciële naar de fiscale waarde zonder heffing van schenk- of erfbelasting bij de kinderen terecht.” Aldus professor Edwin Heithuis. Maar klopt dit verhaal van de professor wel?

Kinderconstructie
De kinderconstructie werd al eerder bepleit maar dan als mogelijkheid om de aanmerkelijk belangheffing uit te stellen bij overlijden van de DGA. Wanneer het pensioen van de DGA is ondergebracht in zijn holding-BV dan zal bij zijn overlijden – stel hij is de enige of langstlevende pensioengerechtigde – immers eerst aanmerkelijk belangheffing plaatsvinden (zie art. 4.16, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001). Vervolgens betalen de erfgenamen erfbelasting over de verkregen aandelen in de holding BV. Het idee is om de aanmerkelijkbelangheffing uit te stellen door de pensioenverplichting tegen de commerciële waarde over te dragen aan een pensioen-BV. Om winstneming in de pensioen-BV te voorkomen is het aan te raden vóór de overdracht de holding-BV en de pensioen-BV een fiscale eenheid te laten vormen.

Na de overdracht worden de aandelen in de pensioen-BV op naam van de kinderen gezet. De hiermee samenhangende verbreking van de fiscale eenheid levert geen sanctie op o.g.v. art. 15ai Wet VPB). Bij overlijden van de DGA zal de sterftewinst belast zijn bij de kinderen (art. 13a SW). Omdat de kinderen de aandelen in de pensioen-BV hebben vindt nog geen aanmerkelijk belangheffing plaats.

Kinderconstructie en de wet afschaffing pensioen in eigen beheer
De op handen zijnde afschaffing van het pensioen in eigen beheer heeft tot de gedachte geleid om de kinderconstructie op een andere manier in te zetten. Wanneer de DGA zijn pensioen tegen de fiscale waarde laat afkopen of omzetten in het oudedagssparen in eigen beheer (OSEB) dan kunnen de kinderen een voordeel genieten ter grootte van het verschil tussen de commerciële en fiscale waarde van het pensioen. Vermoedelijk doelt Heithuis hierop.

Voorbeeld
Het pensioen van een DGA zit in zijn holding waar hij ook dienst is. De fiscale pensioenverplichting bedraagt € 500.000. De holding richt in 2016 een pensioen-BV op waarmee een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting wordt gevormd. De pensioenverplichting  wordt op 31-12-2016 tegen de commerciële waarde van € 1.000.000 overgedragen naar de pensioen-BV. Op 1 januari 2017 wordt de fiscale eenheid verbroken en worden de aandelen voor het symbolische bedrag van € 1 aan de kinderen van de DGA verkocht. Na verbreking van de fiscale eenheid bedraagt de fiscale pensioenverplichting op de balans van de pensioen-BV € 500.000. Vervolgens komen de BV en de DGA overeen het pensioen af te kopen tegen een bedrag van € 500.000. De waarde van de aandelen van de kinderen stijgt hierdoor. Immers, na de afkoop resteert er nog € 500.000 aan vrij vermogen in de pensioen-BV. Hier rust uiteraard nog wel een AB-claim op.

Schenking?
Waarom zou de DGA genoegen nemen met € 500.000 terwijl zijn pensioen € 1000.000 waard is? De BV ziet zijn commerciële pensioenverplichting van € 1.000.000 verdwijnen door € 500.000 uit te betalen, en wordt dus bevoordeeld. En indirect worden de kinderen bevoordeeld omdat de waarde van hun aandelen stijgt. Mijns inziens zou hier wel eens sprake kunnen zijn van een schenking aan de BV dan wel aan de kinderen. Misschien kan professor Heithuis uitleggen waarom dit niet het geval zou zijn?

David Bakker

Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan hieronder in voor de nieuwsbrief.