Pensioenverrekeningslijfrente kan geen bancaire lijfrente zijn
Pensioenverrekeningslijfrente kan met toepassing hardheids-clausule bancaire lijfrente zijn (Update 3 februari 2017)
De staatssecretaris heeft, naar aanleiding van het verzoek van een belastingplichtige, in een besluit goedgekeurd dat een bank uitvoerder kan zijn van een pensioenverrekeningslijfrente. Dit nieuws is bekendgemaakt in Fiscaal up to Date, 5 juli 2016, nr. 27. Het besluit van de staatssecretaris is van 10 juni 2016 (nr. BLKB2015-1653) maar is niet te vinden op minfin.nl. Reden hiervoor is dat het om toepassing van de hardheidsclausule ging en er helaas nog geen sprake is van algemeen beleid. Dus wie een pensioenverrekeningslijfrente wenst dient daartoe een verzoek bij minfin in te dienen. Als je een inspecteur goedkeuring vraagt, dan moet deze de Wet IB 2001 toepassen. De mogelijkheid om een pensioenverrekeningslijfrente bij een bank te sluiten biedt de Wet IB 2001 niet. De inspecteur zal een verzoek hiertoe dus standaard moeten afwijzen. In het kader van de hardheidsclausule kan alleen het ministerie zo’n verzoek (zie artikel 63 AWR) honoreren, of afwijzen.
Pensioenverrekeningslijfrente kan geen bancaire lijfrente zijn
27 april 2016
De pensioenverdeling bij echtscheiding is wettelijk geregeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). Het is mogelijk af te wijken van deze wet. Zo kan de verevenings-gerechtigde afzien van het recht op pensioenverevening en ter compensatie een recht krijgen op een lijfrente waarvan de premie wordt betaald door de pensioengerechtigde ex-echtgenoot. De lijfrentepremie die de pensioengerechtigde betaalt is fiscaal aftrekbaar als onderhoudsverplichting (zie art. 6.6 Wet IB 2001). De lijfrente waar de andere ex-echtgenoot recht op krijgt valt onder het reguliere lijfrenteregime. Er vindt bij hem of haar belastingheffing plaats als de lijfrente-uitkeringen ingaan. Deze zogeheten pensioenverrekeningslijfrente kan in bepaalde situaties een interessant alternatief vormen voor de wettelijke standaard pensioenverdeling. Helaas kan de pensioenverrekeningslijfrente alleen bij een verzekeraar worden ondergebracht en niet bij een bank.
Wettelijk toegestane uitvoerder
De wet noemt alleen een verzekeraar als toegestane uitvoerder (zie art. 6.6 lid 1 Wet IB 2001). Blijkbaar heeft de initiatiefwetgever bij de invoering van het lijfrentebanksparen in 2008 de pensioen-verrekeningslijfrente over het hoofd gezien. En de fiscus wil hier ook niet soepel mee omgaan.
Verzekeraars staan ook niet te springen
Bovendien is er nauwelijks een verzekeraar te vinden die de pensioenverrekeningslijfrente wil uitvoeren. Zelf heb ik na een uitgebreid onderzoek één verzekeraar bereid gevonden mee te werken: de Onderlinge Levensverzekering-Maatschappij „’s-Gravenhage” U.A. Deze verzekeraar kon de lijfrente echter alleen tegen een éénmalige koopsom sluiten. Het komt echter voor dat partijen bij de echtscheiding – om liquiditeitsredenen – de afspraak maken dat de pensioengerechtigde niet een eenmalig bedrag maar bijvoorbeeld vijf jaarlijkse bedragen van € 10.000 stort in een pensioenverrekeningslijfrente ten behoeve van de ex-echtgenoot. Dit betekent dat er bij genoemde verzekeraar vijf aparte polissen moeten worden gesloten. Onpraktisch en kostenverhogend!
Hoog tijd dat de wetgever met een simpele wetsaanpassing de bank toestaat als uitvoerder van de pensioenverrekeningslijfrente.
David Bakker
Wilt u op de hoogte blijven? Schrijf u dan hieronder in voor de nieuwsbrief.